VorkommenLinks (1)Fundmeldungen
Länder:+21Kontinente:EUAS
Falter
Fraßspuren und Befallsbild
Puppe
Männchen
Weibchen
Männchen
Weibchen
Erstbeschreibung
Habitat
Raupennahrungspflanzen
Inhalt

1. Lebendfotos

1.1. Falter

1.2. Fraßspuren und Befallsbild

Ein Befall der Zapfen ist äusserlich überhaupt nicht sichtbar. Es gilt: Zapfen pflücken auf gut Glück.

1.3. Puppe

2. Diagnose

2.1. Männchen

2.2. Weibchen

2.3. Genitalien

2.3.1. Männchen
2.3.2. Weibchen

2.4. Erstbeschreibung

3. Biologie

3.1. Habitat

3.2. Raupennahrungspflanzen

3.3. Nachweismethoden

Aus niedrigen, möglichst exponiert an Süd- oder Sonnenhängen stehenden Kiefern (Pinus sylvestris) die letztjährigen Zäpfchen aus der Wipfelregion abpflücken, je weiter an den Ästen draussen desto besser. Die befallenen Kiefernzäpfchen unterscheiden sich in nichts von den unbefallenen. Die Raupen leben im Innern der Zapfen und fressen die Kiefernsamen. Vor dem Verpuppen bohren sie einen Schlupfgang, der an der Spitze einer einzelnen Zapfenschuppe endet. In Zimmertemperatur schlüpfen die Falter nach etwa einem Monat.

(Autor: Rudolf Bryner, [Forumsbeitrag 1], [Forumsbeitrag 2])

3.4. Nahrung der Raupe

  • [Pinaceae:] Pinus sylvestris (Wald-Kiefer)
  • [Pinaceae:] Pinus nigra ssp. laricio (Korsische Schwarz-Kiefer)

Die Raupen entwickeln sich in den Zapfen der Waldkiefer (Pinus sylvestris), welche im letzten Sommer gewachsen sind. Offenbar werden exponiert stehende Bäume bevorzugt. Zudem sind nur die Zapfen im Wipfelbereich oder an den äussersten Enden der etwas tiefer liegenden Äste befallen. (Rudolf Bryner)

Bereits Heylarts (1874: 214) wusste in seiner ausführlichen Erstbeschreibung zu berichten: "De rups leeft in de kegels van Pinus sylvestris en wel alleen, ten minste naar mijne ondervinding , in die van hooge opgaande boomen in het Mastbosch bij Breda, welks bodem grootendeels uit heidegrond bestaat. Men kent de bewoonde kegels daaraan, dat zij aan eene zijde kromgegroeid en met hars en uitwerpselen der rups zyn bedekt. De larve zelf, die ik alleen in December, tegen het verpoppen vond, is geelachtig groen, betrekkelijk kort met zwart nekschildje en anaalklepje. Zij is met zeer korte, op wratachtige verhevenheden staande, haren bedekt. (Vermoedelijk zal bg mijn exemplaar, dat zich kort na het vinden verpopte, kleur en vorm niet de normale zijn, doch het is mij, uit den aard der zaak, niet mogelijk geweest betere exemplaren vroeger magtig te worden). Zij voedt zich met het inwendige der kegels, en maakt daarin willekeurige gangen."

Hancock et al. (2015: 190) bestätigen dies und führen weitere Details an - neben Zapfen von Pinus sylvestris werden auch solche von Pinus nigra ssp. laricio genannt.

(Autor: Erwin Rennwald)

4. Weitere Informationen

4.1. Andere Kombinationen

4.2. Literatur

  • Erstbeschreibung: Heylaerts, F. J. M. (1874): Eene nieuwe, bij Breda gevonden, Grapholitha-soort, Grapholitha conicolana, Heyl. — Tijdschrift voor Entomologie 17: 212-217. 's Gravenhage (Martinus Nijhoff).